Een code bestaat uit symbolen met een bepaalde betekenis. Bijvoorbeeld een kleuraanduiding, een pictogram (beeldmerk), een letter- en/of cijfercombinatie of een aantal streepjes. De code is een korte aanduiding met ondubbelzinnige betekenis. Codes waren oorspronkelijk voor mensen bedoeld om de communicatie te vergemakkelijken. Inmiddels wordt verpakking meestal ook voorzien van machinaal leesbare codes.
Een cijfercode kan een referentienummer zijn. Bijvoorbeeld een artikelnummer of een ordernummer. Soms wordt in een nummer een classificatie ingebouwd, maar dat betekent een groter aantal posities (cijfers).
Pictogrammen of beeldmerken geven aanwijzingen voor de behandeling.
Gebruik ze alleen als normale behandeling schade kan veroorzaken aan het goed.
Symbolen
Internationaal bestaan er gestandaardiseerde verpakkingssymbolen die door de ISO zijn vastgelegd zoals:
Gestandaardiseerde beeldmerken hebben een ondubbelzinnig betekenis, zie figuur 7voor een aantal voorbeelden.
Figuur 7: voorbeelden van beeldmerken
Bar-codes
De barcode is een optisch leesbare code die wordt gebruikt voor het identificeren van producten en transporteenheden. Snel en handig, leesbaar met betrekkelijk goedkope apparatuur, af te drukken op elke thermische-, inkjet- of laserprinter. De code is opgebouwd uit verticale donker gekleurde strepen en licht gekleurde spaties. Een combinatie van strepen en spaties vormt een karakter, een getal in binaire code (spatie = 0, streep = 1). Toepassing bij bijvoorbeeld de kassa van de supermarkt, tickets die je ontvangt via email en inclusief barcode zelf afdrukt, ontvangstcontrole in een DC.
Figuur 7 Barcode
Barcodes komen in vele vormen voor, met verschillende uitvoeringen, die variëren in de begin/eind markering, de opbouw van streepjes en wit voor een nummer of letter en de verplichte lege ruimte rondom de barcode. De meest gebruikte barcodes zijn gebaseerd op de systemen ‘interleaved 2 uit 5′, ‘code 39′, ‘code 128′ en ‘codabar’.
In de levensmiddelenbranche is de GS1-code in gebruik, de voormalige EAN (Europees Artikel Nummer). Die werkt met de ‘interleaved 2 uit 5’ code.
De basis GS1-code bevat 13 cijfers:
– 2 cijfers voor aanduiding van het land (Nederland heeft code 87),
– 5 cijfers voor aanduiding van de fabrikant,
– 5 cijfers voor aanduiding van het product,
– 1 controlecijfer.
Het controlecijfer dient om de kans op fouten bij de invoer van gegevens zo klein mogelijk te maken. De Amerikaanse UPC (Universal Product Code) is net zo opgebouwd als GS1, maar heeft maar één cijfer voor de landcode, heeft totaal dus 12 cijfers.
Omdat voor veel toepassingen meer gegevens vastgelegd moeten worden dan 12 of 13 cijfers, bestaan er verlengde versies van de GS1. Bijvoorbeeld om het batchnummer, de houdbaarheid of het gewicht aan te geven.
QR-code
In 1991 door Symbol Technologies de PDF417-code ontwikkeld, een voorloper van de QR-code, die lijkt op
Figuur 8 QR code
een golvende barcode. De huidige QR-code (Quick Response Code) werd in 1994 in Japan ontwikkeld bij Denso, een lid van de Toyota Keiretsu. In een QR-code kunnen tot 4.000 tekens worden gezet, veel meer dan in een barcode. QR-codes waren bedoeld voor het identificeren van auto-onderdelen. Al snel kwamen er andere toepassingen. Een QR-code is een tweedimensionale code, een vierkant dat bestaat uit blokjes (of stippen). Toen mobiele telefoons een ingebouwde QR-lezer kregen nam het gebruik van QR-codes enorm toe. De ontwikkeling gaat door: in 2004 de micro QR-code, in 2008 werd de iQR-code met rechthoekige modules.
Leesbare code (OCR)
Figuur 9 OCR
Een code die zowel door mensen als door machines te lezen is: OCR (optical character reading).
Een herkenningsmethode voor tekst, zodat die door machines te lezen is. In het verleden waren daar gestandaardisseerde karaktersets voor, maar tegenwoordig is dat niet meer nodig om een tekst voor zowel mensen als de computer leesbaar te maken. Er zijn veel softwarepakketten die (bijna) foutloos tekst kunnen scannen en omzetten in bijvoorbeeld een Word- of Excel-bestand of kunnen invoeren in een veld van een database (bijvoorbeeld het lezen van kentekens bij parkeergarages en bij snelheidscontroles).
Magneetstrip
Gegevens worden op een kaart met een magnetische strip opgeslagen. Voorheen werd dit veel gebruikt (bankpassen, parkeergarages, OV). Dit soort strips wordt steeds minder gebruikt. De functie is overgenomen door andere methoden, bijvoorbeeld de combinatie van het nummerbord met het kaartnummer bij parkeergarages als uitrij kaart, bijvoorbeeld een optisch leesbare code of bijvoorbeeld een RF-chip.
ROM-chip
Een chip, een IC waar je een code in kunt opslaan. Er zijn uitvoeringen waarbij de gegevens in de chip alleen eenmalig kunnen worden vastgelegd (ROM, read only memory) zoals in de oorlabels van koeien. Bij andere uitvoeringen van de IC kunnen de gegevens worden gewist: EPROM (Erasable Programmable ROM) of EEPROM (Electrically EPROM).
Er zijn ook uitvoeringen van IC’s, waarbij kunnen de gegevens steeds worden bijgewerkt.
De code die is vastgelegd in het IC kan op twee manieren worden gebruikt, afhankelijk van de soort chip die is gebruikt. Door direct contact te maken, zoals de SIM-kaart van je mobieltje, of door een radiosignaal uit te zenden. Uitzenden kan actief, maar dan is een ingebouwde voeding nodig. Meestal is de chip een passieve zender, hij gaat pas uitzenden na activering door een externe zender of door een magneetveld. Een passief element dat geactiveerd (en gevoed) wordt door een externe zender is een transponder. Zie RFID.
Als je een transponder aan elke pallet of orderverzamelbak hangt kun je op eenvoudige manier vastleggen welke eenheden een bepaald punt passeren. Of kun je in de computer een combinatie leggen tussen de inhoud (de gepickte artikelen) en de bak. Door bij aflevering de baklabels te scannen, weet je zeker dat de goede spullen bij de goede klant worden afgeleverd.
Gemagnetiseerd draad
Als beveiliging tegen diefstal wordt vaak gemagnetiseerd draad toe gepast. Als de draad gemagnetiseerd is, gaat een alarm af bij het passeren van een detector. De detectoren zijn zo gevoelig, dat miniatuur magneetjes gebruikt kunnen worden voor kleine verpakkingen. Toegepast in boekwinkels, kledingwinkels en warenhuizen.
Radio frequency identification (RFID)
Figuur 10 : RFID-labels (het doolhof rond de chip is de antenne)
Het gaat om radiosignalen en reacties van transponders op de te identificeren objecten. Vaak op pallets, fusten of containers. Door steeds lagere kosten per transponder, worden ze toepasbaar in steeds meer situaties.
De transponders bevatten een microchip, waarin informatie is opgeslagen. Afhankelijk van de antenne van de transponder kun je tot op enkele honderden meters de gegevens lezen. RFID komt vooral tot zijn recht in situaties, waarbij optisch lezen lastig is, bijvoorbeeld omdat anders een stapel goederen zou moeten worden afgebroken.
Elektromagnetische identificatie (EMID)
Dit is een afgeleide van RFID. EMID werkt net als RFID met tags voor passieve gegevensuitwisseling. De benodigde energie voor het activeren en dus het zenden van de gegevens wordt opgewekt door een elektromagnetisch veld dat stroom opwekt als de tag het passeert. EMID heeft dezelfde voordelen als RFID, maar de tags kunnen minder informatie bevatten en zijn daardoor goedkoper. De beperking van EMID is de relatief korte communicatie-afstand. Deze is afhankelijk van de diameter van de tag en varieert van enkele centimeters tot 1,5 meter.
Als je een van de bovengenoemde coderingen aanbrengt, dan kun je de goederen zonder documenten transporteren, en is de volgorde ook niet van belang is. Door het unieke karakter van de code, kun je altijd de bij de goederen behorende gegevens terugvinden.
Snel automatisch identificeren van goederen draagt in de keten bij tot betere beheersing van de goederenstroom. Door snelle identificatie kun je informatie over goederen of over de vraag naar goederen snel door koppelen naar andere schakels in de keten, die daarmee hun processen kunnen besturen.
Voorbeeld
Een voorbeeld van RFID is identificatie van fusten bij de bloemenveiling. Deze fusten staan 3 bij 4 op een stapelblad (bled) in een kar. Het aantal bleds hangt af van de hoogte van de bloemen. De karren zijn koppelbaar om als trein te worden getransporteerd. Per laag zijn er dus steeds 2 fusten, die niet bekeken kunnen worden. Waarvan de identiteit niet optisch waargenomen kan worden, omdat er andere fusten voor staan (zie figuur 11). In dit geval is het gebruik van RFID een goede optie.
figuur 11: de middelste fusten van een laag zijn niet zichtbaar (bovenaanzicht)