Als je niet al te diep inzoomt op de processen binnen een bedrijf, dan, zie je altijd, één van de zes basisstructuren ontstaan. Kijk naar het primaire proces en onderzoek of er sprake is van voorraadvorming in het proces en of klanten in een wachtrij komen te staan. Elke basisstructuur heeft eigen kenmerken, die direct wat zeggen over de problemen waar de organisatie mee te kampen heeft.
De basisstructuren worden hieronder kort omschreven.
Je zag al, dat elk model begint met input die verwerkt wordt en vervolgens als output beschikbaar komt. Dat komt dus ook weer naar voren in de basisstructuren. De verschillen in de structuren vind je in het al dan niet direct in behandeling nemen van klantenorder of product. De leverancier kan grondstoffen die nodig zijn voor de productie precies op tijd komen brengen, maar er kan ook een voorraad grondstoffen aanwezig zijn. Gereed product kan in voorraad worden genomen maar kan ook direct na productie worden afgeleverd aan een klant. De klant kan gelijk worden geholpen of moet eerst plaats nemen in een wachtrij.
Deze mogelijkheden zijn in figuur 1 weergegeven in zes schema’s met de logistieke basisstructuren. Elk blokje, driehoekje of pijltje in zo’n schema is op zich weer een black box, een procesdeel of een groep activiteiten die we voorlopig nog niet verder uit tekenen, maar waar je in het vervolg wel verder op kunt inzoomen.

figuur 13: zes basisstructuren
In deze basisstructuren zijn de rollen van de producent en /of de klant steeds verschillend.
In de structuren 1 en 2 zie je dat er op voorraad wordt geproduceerd. Deze structuren zijn van toepassing als sprake is van serieproductie. Of als de bewerkingstijd langer is dan de tijd die de klant op zijn bestelling wil wachten.
De structuren 3 en 4 komen voor bij een kostbare bewerking of bij het maken van klantspecifieke goederen. Er wordt pas iets in bewerking genomen, als de klant een order heeft geplaatst.
In de structuren 5 en 6 herken je dat de klant in een wachtrij terecht komt. Dat kan natuurlijk een echte wachtrij zijn, voor een loket of in een wachtkamer, maar het kan ook een orderportefeuille zijn. Structuur 5 of 6 is mogelijk, als de klant bereid is de wachttijd te accepteren. En dat accepteert hij of zij onder bepaalde omstandigheden. Als de rij betrekkelijk kort is zoals bij supermarkt en postkantoor. Of omdat de klant geen andere keus heeft zoals in de gezondheidszorg. Of omdat de ‘wachttijd’ op zich als aangenaam wordt ervaren zoals het wachten op het eten in een restaurant, met een lekker aperitiefje er bij.
De structuur die in je model de beste afspiegeling van de werkelijkheid geeft, hangt dus af van de aard van het product, van het productieproces en van de eisen van de markt.
De basisstructuur bepaalt de mate van efficiëntie die in de operationele processtap kan worden gerealiseerd. Met de structuur van type 2 kun je de hoogste efficiëntie behalen. Er hoeft niet op materiaal gewacht te worden, want dat ligt op voorraad. En er kan ook zonder klantenorder, worden geproduceerd. Productie kan dus planmatig en in series. In de structuur typen 3 tot en met 6 is heb je geen werk als er geen klant is. In deze vier gevallen zul je behoefte hebben aan erg veel flexibiliteit in de productiecapaciteit.
Als je dieper in de werkelijke situatie van de onderneming duikt, dan kun je je model verder gaan uitwerken door je aandacht te richten op verschillende aspecten van het model. Je kunt als het ware ‘in zoomen’.
Als je je richt op de voorraadpunten of de wachtrijen, dus op de driehoeken in de basisstructuur, dan zul je één van de drie grondvormen van logistieke besturing te zien krijgen, die we verder gaan uitwerken in paragraaf 5.
Als je meer wilt weten over de transformaties (de blokjes in het schema), kun je de black box open maken. Je zult dan één van de 6 verschillende basismodellen van transformatie herkennen die in paragraaf 6 aan de orde komen.
Als je de pijlen, de transporten, nader bekijkt, dan zul je merken dat het steeds gaat om één van de basisvormen van transport die we laten zien in paragraaf 7.