Transporteenheden zijn combinaties van transportverpakkingen en/of laadeenheden die je als geheel kunt vervoeren.
Een (ISO-)container (ook wel zeecontainer) is een vervoer- en opslagmiddel, met een inhoud van meer dan 1 m3, geschikt voor herhaald gebruik en speciaal ontworpen om het transport van goederen te vergemakkelijken (NEN 2623).
Door ISO zijn de buitenmaten van zeecontainers genormaliseerd, zodat containers kunnen worden gestapeld en op een standaard wijze kunnen worden gestuwd op een schip. In figuur 6 zie je dat een container is voorzien van hoekstukken (corner fittings). Dat zijn voorzieningen om containers te kunnen heffen, te koppelen en vast te zetten. De International Organization for Standardization (ISO) heeft de plaats en de constructie van de hoekstukken genormaliseerd, waardoor over de hele wereld de manier van bevestigen uniform is.
figuur 6 Container op vrachtwagen (bevestigd aan de hoeksteunen)
(foto: JE)
Aanvankelijk waren voor containers verschillende lengtes in de norm opgenomen. Inmiddels zijn er in hoofdzaak maar twee lengtematen over: 20 voet (meest gebruikt) en 40 voet. De standaardbreedte is 8 voet (2438 mm), de hoogte 8’6″ (2591 mm), maar grotere hoogten zijn mogelijk.
Tabel 2 Zeevracht en zendingsgrootte bij containers
De standaardisering van de zeecontainers heeft helaas los plaats gevonden, van het standaardiseren van palletmaten en van de modulaire maten van omdozen en kratten. Zoals je kunt zien, passen twee Europallets net niet naast elkaar in een container.
De rekeneenheid voor het vergelijkbaar maken van verschillende lengtes is TEU, twenty foot equivalent unit. Er wordt nog wel eens gebruik gemaakt van FEU, fourty foot equivalent unit.
Containers zijn er in verschillende verschijningsvormen:
– gesloten, met dak, kop- en zijwanden en deuren, bestemd voor stukgoed of stortgoed;
– open top, zonder dak, vaak vervangen door een zeil. Gebruikt voor stortgoed of goederen met grote afmetingen die beter van bovenaf geladen kunnen worden;
– tank, bestemd voor vloeistoffen, gassen of poedervormige producten (cement);
– reefer, met koel- of vries aggregaat en geïsoleerde wanden, voor bederfelijke producten;
– flat, vlakke laadvloer met al of niet opklapbare kopwanden of met staanders in de hoeken. Flats kun je van alle kanten beladen;
– geïsoleerd: met een extra dikke wand als isolatielaag;
– half height: een halve hoogte, speciaal bedoeld voor zware lading (bijvoorbeeld staal);
– fantainer: een container met ventilator die de lucht ververst.
figuur 7 containerterminal
Bij luchtvracht worden ook containers gebruikt, maar die zijn niet stapelbaar. Een 10 voet aircontainer bijvoorbeeld. Luchtvrachtcontainers hebben de afgeronde vorm van een vliegtuigbuik. Je kunt ze met speciale dragers vervoeren over de weg. Vaak zul je als verlader een overslagbedrijf inschakelen, dat is gespecialiseerd in het stuwen en opbouwen van luchtvrachtcontainers.
figuur 8 luchtvrachtcontainers
Een wissellaadbak of swap body is een intermodale transporteenheid, die veel wordt gebruikt voor bevoorrading van winkelfilialen en voor transport binnen Europa. De eenheid bestaat uit een onderbouw, met uitklapbare steunpoten (zonder wielen).
Wissellaadbakken zijn niet stapelbaar en er zijn geen gestandaardiseerde afmetingen voor. Lengtes variëren van 7,15 m ( 24 voet) tot 13,6 m (45 voet).
Een wissellaadbak is eigendom van een vervoerder, expediteur of logistieke dienstverlener.
In de binnenvaart worden wissellaadbakken niet of nauwelijks toegepast.
Spoorvervoer van wissellaadbakken vindt wel veel plaats. De afmetingen moeten dan passen binnen de normen van de spoorwegmaatschappij en aan het begin en eind van het traject moeten voorzieningen zijn om de wissellaadbak op een wagon te plaatsen, vast te zetten en af te nemen.
Bij de spoorwegen noemen ze een wissellaadbak ook wel een continentale container of landcontainer, om onderscheid te maken met de zeecontainers.
Het merendeel van het transport van wissellaadbakken gaat niet met intermodaal transport, maar als transporteenheid in het wegvervoer.
De soorten goederen die met wissellaadbakken worden vervoerd, zijn zeer divers.
Meer over intermodaal transport vind je in de verdieping van Module 19.
figuur 9: wisselcontainer
Een oplegger of trailer is een voertuig met wielen zonder motor. De oplegger wordt voortbewogen door een trekker. Opleggers zijn niet stapelbaar.
De maximumlengte van een oplegger is in West-Europa meestal beperkt tot 12,0 m, 12,2 m of 13,6 m.
Een vrachtwagencombinatie bestaat uit een voorwagen en een aanhanger.
Een de lading van een vrachtwagen kan intermodaal (met oplegger, aanhangwagen of met vrachtwagen en al) worden vervoerd op een boot of trein. Vrachtwagencombinaties zijn eigendom van de wegvervoerder.