Logistieke ketens zijn complex. Soms zo complex dat individuele ketenstructuren nauwelijks zijn terug te vinden in het netwerk van relaties. Het gaat in logistieke processen altijd om een samenspel van goederenstromen, informatiestromen, geldstromen en mogelijk zelfs om mensenstromen. Denk maar aan passagiers of aan patiënten. De stromen lopen kriskras door verschillende organisaties in het netwerk, zodat het moeilijk is om een overzicht te krijgen of om een analyse uit te voeren.
Maar meestal is het wel mogelijk om uit het netwerk van relaties een bepaald aspect te isoleren en dat nader te bekijken met een beperkt aantal schakeltjes. Je kunt bijvoorbeeld alleen kijken naar de goederenstroom zonder je te bekommeren om de er mee samenhangende informatie- en geldstromen. En binnen de goederenstroom kun je je concentreren op de hoofdlijn, bijvoorbeeld de stroom vanaf grondstof tot aan gereed product bij de klant thuis. Dus zonder alle hulpstoffen, verpakkingen en materialen in het plaatje te betrekken. Op die manier kun je ketens onderscheiden en uittekenen en zoeken naar mogelijkheden om die keten te beheersen.
Vaak bekijken we een keten, een bedrijf of een afdeling als iets wat op zichzelf staat. We maken het als het ware los van de directe omgeving en we concentreren ons op een bepaald aspect. We bouwen als het ware een model, een afspiegeling van de werkelijkheid. Hoe je zo’n model in je gedachten vorm gaat geven, ligt voornamelijk aan hetgeen je wil uitzoeken, wat je wil weten over het bedrijf of de keten. Waar je als eerste naar gaat kijken, is de output van de black box. Bijvoorbeeld wat voor producten levert dat bedrijf of wat voor winst maakt dat bedrijf. Vervolgens kijk je naar de input die nodig is voor het maken of bereiken van die output. De hele verwerking is in dit eerste model versimpeld tot een black box, een gesloten doosje waar we nog niet in kijken. Je hebt daarbij een heleboel zaken onzichtbaar gelaten die je op dat moment niet van belang vindt. In de black box wordt de input in output getransformeerd. De black box staat op zichzelf, maar heeft natuurlijk wel een omgeving. En die omgeving kan van invloed zijn op de processen in je black box. De ‘omgeving van je model’ bestaat uit al die activiteiten, belangen, personen en relaties, die je niet in je model hebt geplaatst, maar waarmee je wel rekening moet houden. In figuur 1 zie je een black boxmodel. Een schoenendoos, waarin zich van alles kan afspelen, waarin input wordt verwerkt tot output. Een schoenendoos met processen die alleen kunnen blijven bestaan als er voldoende rekening wordt gehouden met de omgeving.
Zelfs als je een willekeurig bedrijf weergeeft met zo’n simpel model kun je al beginnen aan een aantal nuttige analyses: wat voor output levert het systeem en hoeveel, wat voor soort input is daarvoor nodig en hoeveel. En welk rendement wordt door de black box behaald. met Het rendement is dan: hoeveel eenheden input zijn nodig voor een eenheid output.
figuur 1: een black box
Als je de black box open maakt, dan zie je dat de organisatie allerlei activiteiten uitvoert. Bijvoorbeeld produceren van personenauto’s, leveren van levensmiddelen, verplegen van zieken of vervoeren van reizigers. Omdat de omgeving bereid is voor die producten of diensten te betalen, genereert de organisatie zelf middelen om haar doelen bereiken. In de regel is het zo dat een organisatie in staat is de gevraagde output te leveren, als de organisatie beschikt over de daarvoor noodzakelijke technologie. Dat wil zeggen dat de organisatie beschikt over kennis, methoden, technieken en gereedschappen die nodig zijn om een bepaalde input te transformeren in een gewenste output. In je geopende black box zie je dat er sprake is van processen die direct gericht zijn op de omzet van input in output, en processen die daarbij ondersteunen.
In een logistieke keten zijn de primaire processen die activiteiten die direct gericht zijn op het transformeren van ruw materiaal en ruwe informatie in voor de klanten van de organisatie nuttige producten en diensten. |
In het transformatieproces vindt de omzetting plaats van input in output. Deze omzetting gebeurt door middel van het uitvoeren van bepaalde activiteiten. Voor transformatie van materialen kunnen dat bijvoorbeeld zijn: bewerking, transport en opslag.
Als je een keten schematisch wil weergeven kun je gebruik maken van de volgende structuurelementen.
Je moet daarbij denken aan activiteiten die zich bezighouden met productie: processen waarbij goederen of informatie veranderen. Dat zijn met name natuurlijk de productieprocessen. Maar ook bijvoorbeeld ontwikkeling en engineering kun je zien als een productieproces. Activiteiten waarbij goederen niet intrinsiek veranderen, maar wel van eigenaar veranderen, noemen we transactieprocessen. Ook deze processen vallen onder de categorie transformatieproces. Voorbeelden van transactieprocessen zijn inkoop en verkoop.
Transformatieprocessen zullen we in schema’s meestal met een rechthoek aanduiden.
figuur 2: transformatieproces
Opslag van goederen kun je beschouwen als overbrugging van de tijd tussen twee processen. De goederen stromen niet! Een voorraadpunt is transport tussen twee processen met snelheid nul. Je vindt in een bedrijf vaak voorraden van grondstoffen, halffabricaten en gereed product. In magazijnen, distributiecentra of depots.
Opslag van goederen tussen twee processen geven we weer als een driehoek. Op zijn punt staand verbeeldt de driehoek een vat. Sommigen tekenen de voorraaddriehoek liever met de punt omhoog, als voorstelling van een bergje voorraad.
figuur 3: voorraad notatie
Transport zorgt voor overbrugging van de afstand tussen processen en/of voorraadpunten. De goederen veranderen van plaats, ze stromen. Transport geven we weer door een pijl. Voor transport kom je ook vaak de term fysieke distributie tegen, maar die is dan meestal bedoeld voor het transport van gereed product en vaak wordt er ook de handling van deze producten onder verstaan. Het onderscheid tussen transport van goederen en overdracht van informatie, maken we zichtbaar door de pijl onderbroken te tekenen als het om informatie gaat.
figuur 4: transport notaties
Een logistieke keten heeft een begin en een eind. Kijk je naar een complete keten, dan begint die bij de basis grondstoffen. Vaak producten van de mijnbouw of de landbouw. Het eind van een keten is de gebruiker, de consument. Kijk je naar een bedrijf, dan zijn de leveranciers de bron van de grondstoffen en is de klant de bestemming. Begin en eind van een schema geven we weer als een cirkel of een ovaal.
Figuur 5: notatie van begin en eind van een keten |
Door de elementen uit de vorige paragraaf samen te voegen, ontstaat een schema. Het is een eenvoudig logistiek model van een bedrijf of organisatie:
figuur 6: een eenvoudig logistiek schema
Wat je kunt aflezen in dit model: er worden grondstoffen bij een leverancier ingekocht en op voorraad gelegd. Vervolgens wordt geproduceerd, waarna ook de eindproducten op voorraad worden gelegd. De eindproducten worden geleverd als de klant daarom vraagt.
Zonder verdere uitleg, zou je het schema verwarrend kunnen vinden. Ligt de voorraad grondstoffen nu bij de leverancier of bij de producent, zou je je kunnen afvragen. Wat zijn de systeemgrenzen? Eigenlijk zou in het schema de contour van de black box moeten staan. Want die maakt duidelijk waar de systeemgrens ligt en waar de omgeving begint. In onderstaande figuur is een betere vorm weergegeven, waarin je kunt zien welke elementen tot het bedrijf behoren.
figuur 7: een eenvoudig logistiek systeem met systeemgrens
Gemakshalve worden de systeemgrens en de omgeving vaak in processchema’s weg gelaten. Het is dan aan de opsteller en de gebruiker om het model goed te interpreteren en rekening te houden met de systeemgrens en met de omgevingsfactoren die van invloed zijn op het proces.
Voorbeeld
PSatee is producent van Pindasaus en verkoopt deze voor de consumentenmarkt aan supermarkten en voor de zakelijke markt rechtstreeks aan cafetaria’s, snackbars, groothandels, etc..
Daarnaast verkoopt PSatee ook basispasta in bulkverpakking aan herverpakkers. Die vullen onder andere sachets voor horecaverpakkingen en voor private label (huismerken). De herverpakker voegt zelf klantspecificatie kruiden toe.
Het proces om pindasaus te maken bestaat uit een aantal stappen. Allereerst worden de ingekochte gebrande pinda’s in een batchproces vermalen tot een vloeibare pasta. Deze pasta wordt met water in een ketel gepompt en gekookt tot de basispasta. Deze basispasta wordt overgepompt naar een buffervat. Afhankelijk van de hoeveelheid orders voor basissaus, kan dit vat rechtstreeks op de verpakkingslijn worden aangesloten, om basissaus te verpakken.
Is de inhoud van het vat bestemd voor pindasaus, dan wordt het overgepompt in een mengvat. Daar worden zout, suiker, kruiden en andere ingrediënten toegevoegd, waarna het geheel wordt gemengd. Het eindproduct wordt overgepompt naar een buffervat, van waaruit de pindasaus wordt verpakt in plastic emmertjes van 0,5 kg, 1 kg en 5 kg. De gevulde emmertjes worden vervolgens naar het magazijn gebracht.
PSatee bedient een groot deel van de klanten vanuit voorraad, zodat zij binnen 24 uur hun bestelling in huis kunnen hebben.
De logistiek manager van PSatee wordt tijdelijk ondersteunt door en stagiair. Hij vraagt haar om het proces in schemavorm weer te geven en haar resultaat zie je hier onder.
figuur 8: de productieketen van PSatee