De essentie van het ILC hebben we eerder weergeven in figuur 1, in combinatie met de 4 kernprocessen krijgt het de vorm van figuur 4.

Figuur 4 het ILC compleet
Ook al heb je het ILC nog zo compleet ingevuld, bedenk dat het een model is en ook bij meer inspanning om het te verbeteren toch ‘maar’ een model blijft. Zoals elk model is het ‘slechts’ een afspiegeling van de werkelijkheid, een afspiegeling waar je nooit alles in kun vangen.
Een model berust op keuzes die je maakt. Sommige keuzes zijn heel duidelijk, bijvoorbeeld omdat je je beperkt tot één bepaalde stroom, één afdeling van een bedrijf, één groep producten uit een assortiment of één sliert spaghetti uit een heel netwerk.
Soms is zo’n keus minder duidelijk voor anderen. Dat gaat dan meestal over dingen die je hebt weggelaten uit je model omdat je dat zelf normaal, of vanzelfsprekend vindt.
Soms is het ook niet duidelijk voor jezelf waarom je het een wel en het ander niet hebt meegenomen in je model.
In veel modellen worden de werkelijke processen in een gestileerde vorm opgenomen. Mooier dan de werkelijkheid, zoals het in theorie zou horen te gaan, of in een formule die de in het verleden geleverde prestaties redelijk weergeeft.
Soms ben je zo gefocussed door de formulering van je opdracht, of zo verdiept in het vangen van het proces in een schema of in een formule, dat je geen oog meer hebt (of kunt hebben) voor andere aspecten.
Kortom, je model reduceert de werkelijkheid tot een systeem met een beperkt aantal elementen en relaties en met ‘gestandaardiseerde’ inhoud van elementen en relaties.
Maar er speelt nog iets …
Als jou een vraag wordt voorgelegd, zul je ervan uitgaan dat de vraagsteller die vraag bewust aan jou stelt, vanwege jouw manier van aanpakken, jouw kennis en jouw ervaring. Daardoor ontstaat het risico dat je zonder dieper door te vragen routinematig aan het werk gaat, en daardoor impliciet andere oplosmethoden al bij voorbaat terzijde schuift.
Jan in’t Veld geeft het voorbeeld van een hartchirurg die iemand de spreekkamer in ziet komen. Voor de persoon iets kon zeggen, heeft de hartchirurg al een model voor ogen: deze persoon heeft het aan zijn/haar hart en er moet in worden gesneden.
Voor de chirurg logisch, want er komen alleen patiënten met ernstige hartproblemen de spreekkamer binnen en de oplossing die hij hen kan bieden is een chirurgische ingreep.
Jan in’t Veld noemt dit dubbele reductie van de werkelijkheid:
Bij het maken van modellen (dus ook bij gebruik van het ILC) maak je keuzes om bepaalde elementen wel en andere niet in je model op te nemen en aspecten (relaties tussen elementen) al dan niet buiten beschouwing te laten. Wat je niet meeneemt zijn de zaken die je niet zo belangrijk vindt om je eigen doel te bereiken, om datgene met het model te doen, waar het je om gaat. Deze keuzes bepalen wat er in je model komt (in je black box) en wat er tot de omgeving van je black box behoort.
Bij het maken van modellen komt het vaak voor, dat tijdens de ontwikkeling gaandeweg nieuwe elementen of aspecten moeten worden toegevoegd. Bijvoorbeeld aan een processchema, een layout ontwerp of een rekenmodel. Hopelijk heb je er in je opzet rekening mee gehouden dat aanpassingen en uitbereidingen nodig zullen zijn. Door een flexibele opzet, door goede documentatie van de keuzes die je hebt gemaakt, door transparantie en – vooral – door regelmatige terugkoppeling met je opdrachtgever en het tijdig betrekken van anderen. Soms gaat het goed door ‘geluk’. Vaak zul je opnieuw moeten beginnen. Vooral in het begin van de ontwikkeling van je model heb je veel flexibiliteit nodig, maar ook een scherp oog voor de aannames die je doet en voor de processen of procesdelen die je buiten beschouwing laat.