In figuur 3 is het verloop van de voorraad grafisch uitgezet. Voor elk moment in de tijd (de horizontale as) laat de zaagtandlijn zien hoe hoog de voorraad is. In de figuur neemt de voorraad af met een rechte lijn. Daaraan kun je zien dat er in dit geval geen variatie is in de vraag. Op het moment dat de voorraad zo ver is gezakt dat het niveau B wordt bereikt, wordt een bestelling gedaan.
In de figuur zijn de elementen van het statistisch voorraadbeheer schematisch weergegeven.
De economische voorraad (de voorraad waar je verantwoordelijk voor bent, al is een gedeelte nog niet in huis) springt op het moment van bestellen omhoog (de stippellijn). De technische voorraad (werkelijk aanwezige voorraad, fysieke voorraad) gaat pas later omhoog, als de bestelling is afgeleverd. Het verschil in tijd is de leadtime.

figuur 3 economische voorraad en technische voorraad
Het bestelniveau B kies je dus op basis van de te verwachten vraag gedurende de leadtime (de daling van de voorraadlijn tussen Tb en Ta) plus de gewenste veiligheidsvoorraad (vv).
Bij onafhankelijke vraag kun je B alleen bepalen op grond van gegevens uit het verleden. Historische vraaggegevens trek je door naar de toekomst. Zo’n voorspelling zal lang niet altijd precies uitkomen; de werkelijkheid zal anders verlopen.
De kans bestaat dat er in de periode dat de bestelling loopt, de leadtime, iets meer of minder wordt gevraagd dan je had voorspeld. Ook is het denkbaar dat de bestelling die je bij je leverancier had geplaatst te laat binnenkomt. Door wat voor reden dan ook kan de leverancier zich deze keer niet aan zijn normale levertijd houden.
Met de veiligheidsvoorraad, kun je nee-verkoop voorkomen. Bij berekening van de optimale omvang van de veiligheidsvoorraad weeg je de kosten van nee-verkopen af tegen de kosten van extra voorraad.