Logicollege

Kenmerken van goederen

Eén samenvatting

Laat een antwoord achter aan Jan Engelbregt Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gewicht, vorm en volume zijn bijvoorbeeld van belang voor opslag en handling. Denk aan stukgoed dat met de hand moet worden gesorteerd en gestapeld.

De schadegevoeligheid geeft de mate aan waarin het product zelf belastingen door stoten en trillen kan opnemen. De verpakking moet de resterende belastingen kunnen opnemen. Het kan voorkomen dat een product (een machine bijvoorbeeld) een paar zeer schadegevoelige onderdelen bevat, maar verder niet erg schadegevoelig is. Het is dan misschien mogelijk om alleen de kwetsbare onderdelen zeer zorgvuldig te beschermen.

De materiaalsoort is voor de logistiek van belang, omdat sommige materialen op zich bepaalde risico’s in zich hebben tijdens opslag en transport. Denk aan het roesten van metalen (corrosie) en aan schimmelvorming in organische stoffen (in levensmiddelen, textiel).

De gevarenklasse geeft aan in welke mate een stof gezondheidsrisico’s, brand- of explosiegevaar kan opleveren. Gevaarlijke goederen mag je alleen onder bepaalde, strenge voorwaarden vervoeren of opslaan. De eisen zijn afhankelijk van de classificatie van de goederen en verschillen voor de soorten vervoersdragers en voor de mix waarin de goederen in opslagsituaties voorkomen tussen andere goederen en van de hoeveelheden.

De gebruikswaarde heeft voor de logistiek betekenis in verband met diefstalpreventie. De gebruikswaarde van een product is van land tot land verschillend. Soms heeft een verpakking op zich een hoge gebruikswaarde, zodat het kan voorkomen dat een verpakking gestolen wordt en de inhoud verloren gaat.

De vervangbaarheid is een kenmerk dat verband houdt met het verschil tussen massa-artikelen en enkelstuks producten en dat verder samenhangt met de waarde van het product, de tijd die gemoeid is met opnieuw produceren of met de schaarste van benodigde materialen.

 

Je kunt ook onderscheid maken in de eenheid of batch tijdens de productieketen. De volgende eenheden kun je in de praktijk aantreffen:

–           productiebatch. Dit is de hoeveelheid die je in één productierun maakt. De optimale grootte van een productiebatch is afhankelijke de van instel- en voorraadkosten;

–           transportbatch. Dit is de hoeveelheid waarin je producten tegelijk transporteert van de ene productie-installatie naar de volgende, of bijvoorbeeld van de productie naar het centraal magazijn. De transportbatch is vaak een ‘handige’ eenheid, bijvoorbeeld een doos of krat, of een pallet. Als de transportbatches kleiner zijn dan de productiebatch, verlaag je de voorraad onder handen werk en verkort je de fabricagedoorlooptijd;

–           transporteenheid. Dit is de samenstelling waarin je de goederen als een geheel transporteert, bijvoorbeeld een container, wissellaadbak, een full truck load of een scheepslading;

–           laadeenheid. Dit is de hoeveelheid die je tegelijk kunt handlen bij het vervoer, bijvoorbeeld een pallet of rolcontainer;

–           opslageenheid. Dit is de hoeveelheid die je tegelijk in opslag kunt nemen en kunt uitslaan uit de opslag, meestal een pallet, maar het kan ook een doos of krat zijn;

–           verpakkingseenheid. Dit is de eenheid waarin de goederen zijn verpakt, bijvoorbeeld een doos of sealverpakking;

–           handling-eenheid. Dit is de eenheid waarin medewerkers artikelen kunnen pakken en wegleggen (per omdoos, per doos, per tray, per seal, enzovoort); de eenheid dus waarin klanten kunnen bestellen;

–           consumenteneenheid. Dit is de verpakking die de consument in handen krijgt (doos, blister, seal). Vaak gaan meerdere consumenteneenheden in een handling-eenheid;

–           stock keeping unit (SKU). Dit is de eenheid waarin de aantallen geregistreerd staan in de voorraadadministratie. Dit kan één van bovengenoemde eenheden zijn, maar bijvoorbeeld ook een liter voor vloeistof die zich in een tank bevindt, of een meter voor kabel op een haspel.